De sectorcode voor een salarisadministratie wordt bepaald door de Belastingdienst en is afhankelijk van de sector waarin je bedrijf actief is. Deze code wordt gebruikt om te bepalen in welke sector jouw onderneming valt voor de premies werknemersverzekeringen, zoals WW, WIA en ZW.
Sectorcode bij de salarisadministratie voor een holding BV is: Geen.
Wanneer je je bedrijf als werkgever aanmeldt bij de Belastingdienst (bijvoorbeeld voor loonheffingen), ontvang je een bevestigingsbrief waarin jouw sectorcode wordt vermeld. Dit gebeurt automatisch op basis van de bedrijfsactiviteiten die je hebt opgegeven bij de Kamer van Koophandel.
De sectorcode wordt grotendeels gebaseerd op de SBI-code (Standaard Bedrijfsindeling) die je hebt opgegeven bij de KvK. De Belastingdienst gebruikt deze SBI-code om te bepalen in welke sector jouw bedrijf valt. Je kunt jouw SBI-code terugvinden in je KvK-inschrijving.
De Belastingdienst heeft een lijst van sectorcodes, gekoppeld aan specifieke branches. Hier zijn enkele veelvoorkomende voorbeelden:
Als je niet zeker weet welke sectorcode op jouw bedrijf van toepassing is, kun je contact opnemen met de Belastingdienst via hun zakelijke hulplijn: 0800-0543. Zij kunnen bevestigen welke sectorcode op jouw bedrijf van toepassing is of deze aanpassen als dat nodig is.
Als je bedrijfsactiviteiten veranderen, bijvoorbeeld van massagepraktijk naar een totaal andere sector, moet je dit doorgeven aan de KvK. De Belastingdienst past dan mogelijk je sectorcode aan.
Akker- en weidebouw: (inbegrepen vlasteelt, al dan niet samengaande met repelen van vlas en vlasknopbreken, alsmede de werkzaamheden van de Staatslandbouwbedrijven van het Bureau Oogstvoorziening en soortgelijke instellingen).
Veehouderij en pluimveehouderij: (waarbij onder veehouderij tevens wordt begrepen het houden van pelsdieren).
Tuinbouw:
Hoveniersbedrijf.
Bijenteelt.
Bosbouw: (inbegrepen de werkzaamheden van het Staatsbosbeheer).
Griend- en rietcultuur.
Veenbedrijf:
Loonondernemingen: (ondernemingen, waarin de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het voor derden dorsen, ploegen, maaien, fraisen, eggen, schijfeggen, zaaien, kunstmeststrooien, vlastrekken, vlasknopbreken, sproeien of spuiten, dan wel andere oogst- en grondbewerkingswerkzaamheden).
Grasdrogerijen.
Aardappelsorteerinrichtingen.
Jacht.
Cultuurtechnische werken: (inbegrepen de werkzaamheden uitgevoerd door de overheid).
Visteelt.
Sigarenindustrie.
Sigarettenindustrie.
Kerftabakindustrie.
Burgerlijke en utiliteitsbouw.
Water- en wegenbouw, alsmede grondwerken.
Grondboring, buizenleggers- en kabelleggersbedrijven.
Het steenzetterbedrijf (glooiingen, kademuren, enz.).
Het dakdekkersbedrijf: voor zover worden verwerkt pannen, leien, riet, stro, betonplaten, asbestplaten en dergelijke grondstoffen (met uitzondering van bitumen, asfalt en kunststofmaterialen); andere bouwambachten.
Het ovenbouwbedrijf.
Fabrieksschoorsteenbouw.
Het heiersbedrijf.
Het slopersbedrijf: voor zover betrokken bij het slopen van bouwwerken.
De baggerbedrijven, inclusief de rijswerkersbedrijven en de zand- en grindwinning.
Houten emballage-industrie:
Vervaardiging van houten huishoudelijke artikelen en speelgoederen.
Klompenindustrie.
Kurkenindustrie.
Kurkplatenindustrie.
Parket- en hardhoutvloerenindustrie.
Triplex- en fineerindustrie.
Borstelwarenindustrie.
Griendhout- en rietverwerkende industrie, inclusief hoepelmakerijen.
Kuiperij.
Biezenmattenmakerijen, biezensorteerderijen en mandenmakerijen.
Luciferindustrie.
Fabrieken van houten zonneschermen, houten rolluiken en dergelijke.
Deurenindustrie.
Timmerfabrieken.
Meubelindustrie, meubelmakersambacht, meubelstoffeerderijen, matrassenindustrie (uitgezonderd metalen), alsmede vervaardiging van kussens en het matrassenmakersambacht.
Orgelbouwersbedrijf.
Doodkistenmakerijen.
Lijstenfabrieken.
Biljartfabrieken.
Groothandel in hout.
Houtzagerijen en -schaverijen (inbegrepen loonzagerijen en -schaverijen).
Houtbereidingsindustrie.
Het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf.
Het boekbindersbedrijf en het papierwarenbedrijf (schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag, met of zonder linnen rug of band, alle soorten blocnotes, zowel gekramd als aan de kop gelijmd, gespiraleerd of op andere wijze vervaardigd).
Het lithografisch bedrijf.
Het chemigrafische bedrijf.
Het fotografisch bedrijf, al dan niet verbonden met een detailhandel in fotoartikelen.
Lettergieterijen.
Lichtdrukkerijen en fotocopieerinrichtingen.
Copieerinrichtingen.
Kantoordrukinrichtingen.
Rubberstempelindustrie.
Enveloppenindustrie.
Metallurgische industrie.
Scheepsbouw.
Machinebouw.
Staalbouw.
Plaatverwerkende industrie.
Draad-, draadwaren- en staaldraadkabelindustrie.
Scheepsslopersbedrijf.
Gedetailleerde omschrijving van de metaalindustrie:
Tot de metaalindustrie behoort – voor zover niet genoemd onder II, mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn – het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen, waaronder onder meer wordt verstaan:
Ongeacht het aantal werknemers in de betrokken ondernemingen, behoort tevens tot de metaalindustrie:
Tot de elektrotechnische industrie behoort, mits in de betrokken ondernemingen in de regel ten minste 30 werknemers werkzaam zijn – met uitzondering van het elektrotechnische installateursbedrijf (voor zover niet betreffende het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf), het radio- en televisieïnstallateurs- en reparateursbedrijf, het neoninstallateursbedrijf en het elektrotechnische nettenbouwbedrijf – het bedrijf van vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen, etc., die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals:
Het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen – voor zover niet vallende onder de punten 2 t/m 19 –, mits in de betrokken ondernemingen in de regel minder dan 30 werknemers werkzaam zijn, waaronder onder meer wordt verstaan:
Het motorvoertuigenbedrijf, waaronder wordt verstaan het bedrijf waarin één of meer van de volgende werkzaamheden worden uitgeoefend:
Broodfabrieken.
Brood- en banketbakkerijen.
Beschuit-, koek-, biscuit-, banket- en wafelfabrieken.
Suikerverwerkende industrie.
Vervaardiging en verwerking van cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa en couverture.
Slagersbedrijven.
Vleesgrossierderij.
Loonslachterij.
Abattoirs.
Vetsmelterij.
Afvallenhandel (darmen).
Vleeswarenindustrie.
Detailhandel:
Ambachten: Ambachten die geen grootindustrie naast zich hebben, zoals verzorgings- en dienstverlenende bedrijven, inclusief huishoudelijk personeel.
Schoonmaakbedrijven, glazenwassersbedrijven, gevelreinigingsbedrijven, e.d.
Warenhuizen en filiaalbedrijven in de detailhandel die een loonsom WW van ten minste € 4.872.692,00 hebben.
Stuwadoorsbedrijven.
Machinale los- en laadbedrijven.
Cargadoorsbedrijven.
Expediteursbedrijven.
Vemen.
Koelhuizen.
Opslagbedrijven.
Tankbedrijven.
Graanbedrijven.
Controlebedrijven.
Schuitevoerdersbedrijven.
Ontvangers en expediteurs van houtladingen.
Houtvlottersbedrijven.
Werkzaamheden verricht door walpersoneel van rederijen.
Algemene havendiensten (met inbegrip van bewaking).
Scheepsonderhoud- en classificeerdersbedrijven.
Personenvervoer binnenland.
Binnenlandse beurtvaart (waaronder beurtvaartagenten).
Binnenlandse wilde vaart.
Sleepvaart (inbegrepen het bergingsbedrijf, waarvan het arbeidsterrein voornamelijk op de binnenwateren ligt).
Buitenlandse binnenscheepvaart (bijvoorbeeld Rijnvaart).
Bijzonder vervoer.
Tankvaart.
Schelpenwinning.
Duikbedrijf.
Zee- en kustvisserij (waaronder koelhuisbedrijf).
Zoetwatervisserij.
Oester- en mosselteelt.
IJsselmeervisserij.
Zeescheepvaart.
Kustvaart.
Walvisvaart.
Bergingsbedrijf (met uitzondering van de bedrijven die hun arbeidsterrein voornamelijk vinden op de binnenwateren).
Vervoer KLM.
Vervoer NS.
Werkgevers die postzendingen verzorgen, als bedoeld in artikel 1 van de Postwet.
Taxi- en ambulancevervoer.
Openbaar vervoer.
Besloten busvervoer.
Overig personenvervoer te land en in de lucht.
Overig goederenvervoer te land en in de lucht.
Hotel-, restaurant, café- en aanverwante bedrijven.
Pension- en kamerverhuurbedrijven.
Contract-catering.
Ziekenhuizen.
Sanatoria.
Verpleeghuizen.
Herstellingsoorden.
Kinder- en kleuterkoloniehuizen.
Kleuterdagverblijven.
Bad- en zweminrichtingen.
Speeltuinen.
Speelterreinen.
Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:
Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:
Handelsbanken.
Spaarbanken.
Hypotheekbanken: Landbouwkredietbanken.
Andere financierings- en kredietinstellingen.
Verzekeringswezen en ziekenfondsen.
Uitgeverij.
Groothandel in bouwmaterialen.
Groothandel in technische producten en metalen.
Bandengroothandel.
Overige groothandel (exclusief groothandel en grossiers in vlees/slachtafvallen en groothandel in hout).
Tussenpersonen ten behoeve van de handel.
Coöperatieve aan- en verkoopverenigingen.
Fruitpachtersbedrijf.
Veilingen op het gebied van het land- en tuinbouwbedrijf, alsmede eiermijnen.
Kantoren van advocaten en procureurs.
Notariskantoren.
Deurwaarderskantoren en bureaus voor rechtskundige bijstand.
Kantoren van accountants en belastingconsulenten.
Octrooibureaus.
Reclame-adviesbureaus.
Marketing- en PR-bureaus.
Efficiencybureaus en economische adviesbureaus.
Ingenieurs- en architektenbureaus.
Software-ontwikkeling.
Expertisebureaus.
Effectenhandelaren, voor zover geen handelsbanken zijnde.
Administratieve en trustkantoren.
Effectendepots.
Stamboekverenigingen.
Tussenpersonen ten behoeve van bank-/verzekeringswezen en onroerend goed.
Administratiekantoren.
Beheersmaatschappijen.
Beleggingsmaatschappijen.
Ziekenhuisverplegingsverenigingen.
Journalistiek.
Nieuws- en persbureaus.
Verenigingskantoren en concernadministraties.
Tolken en translateurs.
Recherchebureaus.
Incassobureaus.
Exploitatie onroerend goed.
Boterindustrie.
Kaasindustrie.
Melkproductenindustrie.
Melkinrichtingen (met uitzondering van de kleine slijtersbedrijven).
Melk-, boter-, kaas- en melkproductenstations.
Zuivelverkooporganisaties.
Katoenindustrie:
Linnenindustrie:
Rayonweverij, rayonveredeling.
Wolindustrie:
Tapijt- en cocosindustrie.
Bastvezelindustrie en aanverwante industrieën:
Verwerking van dierlijk haar.
Band- en vlechtindustrie.
Tricot- en kousenindustrie.
Het vervaardigen en herstellen van netten, inclusief de twijnerij.
Breierijen.
Handweverijen.
Baksteenindustrie.
Dakpannenindustrie.
Cement- en cementwarenindustrie, waaronder begrepen:
Kalkindustrie, gipsindustrie en mergelindustrie (inclusief mergelwinning).
Kalkzandsteenindustrie.
Bouwaardewerkindustrie en vuurvaste steenindustrie.
Krijtfabrieken.
Aardewerk- en porseleinindustrie; sanitair aardewerk en tegelindustrie.
Beeldgieterijen, uitgezonderd de vervaardiging van metalen beelden.
Glasindustrie, glasbewerkingsinrichtingen en glas-in-loodzetterijen.
Asbestcement- en asbestcementwarenindustrie.
Aardewerkambachten.
Vervaardiging van stikstofmeststoffen, salpeterzuur en ammoniak.
Vervaardiging van superfosfaat en zwavelzuur.
Vervaardiging van carbid en niet elders ingedeelde gassen.
Vervaardiging van zeep, was- en reinigingsmiddelen.
Vervaardiging van verf en inkt:
Vervaardiging van koolteerproducten en aanverwante artikelen:
Vervaardiging van kaarsen, glycerine en vetzuren.
Beenderverwerking, destructiebedrijven en technisch vetsmelten.
Vervaardiging van technische plakmiddelen en textielhulpmiddelen.
Vervaardiging van niet elders ingedeelde kunststoffen.
Vervaardiging van diverse organische producten alsmede zwart buskruit en springstoffen, schuimblusmiddelen en vuurwerk.
Vervaardiging van diverse anorganische producten en diverse chloorkoolwaterstoffen.
Vervaardiging van kosmetische artikelen, parfumerieën en tandreinigingsmiddelen.
Vervaardiging van poetsmiddelen.
Witwasserij-industrie.
Chemische wasserij en ververij (voor zover niet verbonden aan een textielbedrijf).
Chemische laboratoria.
Vervaardiging van linoleum, vloerzeil en balatum.
Knopenindustrie.
Fotochemische industrie.
Cokesfabrieken.
Groentenverwerkende industrie:
Fruitverwerkende industrie:
Oliefabrieken.
Olieraffinage en olieharding, margarine en spijsvettenindustrie:
Visverwerkende industrie.
Aardappelverwerkende industrie:
Suikerindustrie.
Maalindustrie.
Graanverwerkende industrie.
Graanverwerkende industrie:
Brouwerijen en mouterijen:
Koffiebranders en theepakkers.
Veevoederindustrie.
Meelverwerkende industrie.
Zetmeel- en zoetstofverwerkende industrie.
Alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.
Diverse derivaten van landbouwproducten-verwerkende industrieën:
Papier.
Papierverwerkende industrie (voor zover niet behorende tot de sector Grafische industrie, sub 2):
Rubberverwerkende industrie:
Medisch-pharmaceutische industrie.
Diverse delfstoffen en aanverwante bedrijven.
Kledingindustrie:
Leder- en lederverwerkende industrie:
Werkgevers als bedoeld in het Besluit indeling uitzendbedrijven van 6 oktober 1999.
Bewakingsondernemingen.
Toonkunstenaars.
Opera- en toneelgezelschappen.
Variété-, circusinstellingen en kermisgezelschappen.
Film.
Beeldhouwkunst.
Schilderkunst.
Letterkundigen.
Musea, archieven, monumenten en bibliotheken.
Andere culturele instellingen.
Zendgemachtigden op het gebied van radio en televisie, alsmede omroepproductiebedrijven.
Rayonindustrie.
Vlasbewerkende industrie.
Poetsdoekenindustrie.
Kaaspakkersbedrijf.
Vervaardiging van wasdoek.
Overige niet genoemde groepen, welke niet verwant zijn aan de in de andere onderdelen vermelde takken van bedrijf en beroep, zoals het exploiteren van dierenasiels, het manegebedrijf, het exploiteren van rijwielbewaarplaatsen en van parkeerplaatsen voor auto’s en dergelijke.
Schildersbedrijf.
Het stukadoorsbedrijf, inclusief het steengaasstellersbedrijf en het wittersbedrijf.
Het vloerenleggersbedrijf.
Het steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf.
Het dakdekkersbedrijf voor zover worden verwerkt bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.
Het mortelbedrijf voor zover het betreft natte mortel.
Steenhouwersbedrijf.
Onderwijsinstellingen.
Ziekenhuizen, voor zover geëxploiteerd door en vanwege de overheid.
Onderzoeksinstellingen.
Onderwijsondersteunende instellingen.
Hoge colleges van Staat.
Departementen van algemeen bestuur.
Belastingwezen.
Gevangeniswezen.
Politie.
Rechtswezen.
Militair personeel.
Burgerdefensiepersoneel.
Dienstplichtig personeel.
Provincies.
Gemeenten.
Waterschappen.
Overheid, openbare nutsbedrijven.
Overheidsinstellingen, welke qua activiteiten niet zijn te rangschikken onder de hiervoor vermelde overheidssectoren.
Instellingen of diensten die zich bezighouden met de feitelijke uitvoering van:
Het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aangaande het (aan)leggen van een verdicht ballastbed, dwarsliggers en rails op bouwrijp gemaakte spoordijken, spoorbruggen, viaducten en tunnels, alsmede het verrichten van herstel en onderhoud (operationeel beheer) aan genoemde railstructuren, alsmede de verhuur met bemanning van specifiek groot materieel ten behoeve van deze werkzaamheden.
Exploitanten van telefonie- en telegraafnetwerken.
Exploitanten van kabelnetwerken ten behoeve van het doorgeven van signalen op het gebied van telecommunicatie.
Exploitanten van overige telecommunicatievoorzieningen.